1.Er was eens een hondje en dat heette Mode. Mode woonde bij zijn baasje, Katrien. Op een dag toen Katrien onder de douche stond liep Mode weg. Katrien hield heel veel van Mode. Daarom deed ze meteen een handdoek rond haar middel en ging nog kletsnat op straat staan. Ze riep: Mode,Mode!!! Maar toen Mode niet kwam ging ze naar binnen. De volgende dag toen Katrien nog maar een keer Mode wou gaan roepen, liep iedereen kletsnat en met een handdoek rond hun middel op straat.(Omdadat ze dachten dat dat de mode was)

2. waarom doet een domblondje een hoedje op als de zon schijnt?
Om geen bruin haar te krijgen!

3.welke broek kan roesten? 
een spijkerbroek.

4. Een man en een vrouw zijn twintig jaar getrouwd. de man gaat met zijn vrouw mee om kleren te kopen voor het feest. De vrouw zoekt tussen de kleding, en de man staat te wachten tot z'n vrouw klaar is. Loopt de vrouw naar haar man: Waarom help je me niet zoals vroeger mee met kleren uitzoeken? Zegt de man: oke, wat zoek je dan? Gewoon, zegt de vrouw, iets dat past bij mijn gezicht. Kijk dan, zegt de man, er hangen hier plooirokken.

 5. Er komt een vrouw een kledingwinkel binnen. Ze loopt naar de verkoopster, een blondje, toe en zegt: Ik wil graag die jurk in de etalage passen, waarop de verkoopster antwoordt: Mevrouw, we hebben ook pashokjes, hoor!

6.Zegt de ene veter tegen de andere: "Ik zit een beetje met mezelf in de knoop."

7.Een schoenenverkoopster zegt tegen haar klant: de eerste dagen zullen de schoenen wel wat knellen. Dat geeft niet zegt de klant, ik doe ze toch pas over 2 weken aan.

8. Zegt de ene veter tegen de andere: Ik zou weleens een nieuwe schoen willen.